Ik denk dat studenten soms geen idee hebben waar ik mee bezig ben… - in gesprek met Allard Koers

juni 2019

Als ik het huis van Allard Koers binnen stap, hoor ik een scheurende gitaarsolo van ‘Lewsberg´ uit de geluidsinstallatie komen. Nadat hij een korte rondleiding door zijn woon- en werkplaats geeft, kan ik hem eindelijk vragen wat al de hele ochtend door mijn hoofd spookt: “Hoe word je in hemelsnaam schoolhoofd bij ArtEZ?”  Allard reageert lachend: “Ik moet zeggen, ik heb het niet gepland.”

Jelle Slof (JS) : Vertel eens, hoe ben je op het kantoor in de oude kraan terecht gekomen?Allard Koers (AK) : Toegegeven, hoofd worden van de DBKV-afdeling was niet mijn ultieme doel der doelen.

Mijn fascinatie voor de kunsten begon tijdens mijn studie kunstgeschiedenis aan de Radboud  Universiteit in Nijmegen. Een belangrijk moment tijdens deze studie was een excursie naar New York, begeleid door een heel bevlogen docent. Door het ervaren van deze metropool ontdekte ik dat zowel de kunst als architectuur mijn interesse trokken. Met beiden heb ik mij intensief bezig gehouden in latere banen bij cultuurpodia als O42 en filmhuis LUX in Nijmegen. Ik was toen rond de 25. Daarvoor heb ik vrijwilligerswerk gedaan bij de Paraplufabriek en bij Galerie Beam, en heb ik gewerkt voor Museum Schloss Moyland in Duitsland.

Ik werkte voornamelijk in en rondom Nijmegen, en vond het fijn om te merken dat het werk dat je doet ook gaat over de plek waar je woont. Zo kwam ik via LUX en 042 in aanraking met gesprekken over bijvoorbeeld het Nijmeegs cultuurbeleid en stedenbouwkundige ontwikkeling, zo krijg je een enorme verbondenheid met een stad. Op een gegeven moment ken je mensen van het stadhuis en van de cultuursector, en leer je hoe dingen een verband met elkaar hebben. Zo ´n ecosysteem van de stad creëren, dat vind ik interessant.

Een filmhuis als LUX is constant naar buiten gericht, maar een kunstacademie is eigenlijk een kleine wereld op zichzelf. Als je iets neerzet voor de academie, dan weet je wie je publiek is: de studenten. Het is een andere manier van werken, maar net zoals een stad is zo´n academie een conglomeraat van fracties en partijen. De mensen die belangrijk zijn, die je moet leren kennen.

Ik kom uit een onderwijsgezin, alleen daarom al leek het mij niks om leraar te worden. Maar zoals wel vaker kruipt het bloed waar het niet gaan kan en begon ik als docent kunstgeschiedenis aan ArtEZ in Arnhem, terwijl ik daarnaast programmamaker was bij LUX. Ik had zelf al door dat ik niet wilde lesgeven tot in de eeuwigheid, dus nam ik ontslag en ging fulltime bij LUX werken als hoofd Debat. Toen kwam kwam de vacature voor opleidingshoofd bij ArtEZ voorbij, die mij terug introduceerde in de academiewereld.. en zo geschiedde. 

JS :En, bevalt het?
AK: Ja, het is een onwijs fijne, maar best complexe baan.

JS :Hoe ziet zo’n dag er voor jou uit? Veel studenten kennen jou alleen van het kleine kantoortje in OK 74.
AK: Mijn werk bestaat voor een belangrijk deel uit overleggen in verschillende verbanden. Een op een met name met coördinator Els Hoogstraat, maar ook met het docententeam, secties daarvan of de stagedocenten

Daarnaast overleggen we met de staf van Art & Design met alle hoofden van de andere opleidingen bij elkaar. Ook heb ik het landelijk overleg met alle DBKV opleidingen in Nederland en werk ik intensief samen met andere educatieve opleidingen van ArtEZ, Bijvoorbeeld aan de vernieuwing van het Interdisciplinaire Programma. Uiteindelijk ben ik eindverantwoordelijke van een opleiding, wat betreft de inhoud hiervan tot aan het team.

Dat is zo een kleine greep uit mijn agenda, want deze vult zich ook met schouwen, beoordelingen, studiedagen en meer.

JS :Dan krijg je niet vaak studenten over de vloer.
AK : Dat is wisselend. In jaar 4 ben ik jaar coördinator en SLB-er (studieloopbaanbegeleider). Daar ben ik intensiever met studenten bezig, zoals op dit moment, nu we toewerken naar de finals. Soms komen er studenten die er een project willen initiëren, waarmee ik samen ga kijken hoe ik dit plan kan ondersteunen.

Een voorbeeld daarvan zijn de Asian Movie Nights – dan komen er studenten naar mij toe om te vragen hoe dat project sterker kan worden, en we een verbinding kunnen maken tussen Fine Art & DBKV – nu sponsort DBKV de popcorn hiervan, in ruil van ons logo in het hoekje. En wij hopen ook dat er meer DBKV studenten enthousiast worden van dit door Fine Art gerunde project.

JS: Dit jaar is voor DBKV een nieuw curriculum van start gegaan. Wat houdt dit curriculum in?
AK: Voor de voltijd is dit een behoorlijk groot verschil. In de afgelopen jaren dijt het DBKV-vak steeds meer uit wat betreft baangelegenheden. Dus als je zo een studie behoudt zoals deze is, dan heb je geen ruimte voor alle richtingen die DBKV op moet. We moesten ons afvragen: wie willen we opleiden en wat willen we deze mensen meegeven? Daar heb je altijd wel een idee van, maar daar kom je niet echt aan toe als je alles op zijn beloop laat. Als je er vervolgens achter komt dat je veel keuzes hebt gemaakt op 20 jaar oude ideeën, dan moet je alles omgooien en een nieuwe basis maken.

Vanuit deze visie hebben we vorig jaar gewerkt aan een compleet nieuwe structuur, die het mogelijk maakt om meer te differentiëren. Dus niet meer iedereen hetzelfde programma laten volgen, maar een opbouw creëren waar de student een eigen project of richting kan onderzoeken. Voor de middenfase van de opleiding (2de en 3de klassen) komt dit differentiëren onder meer naar voren in 4 specialisatievakken: Je hebt deze groep studenten bij elkaar, en de student kiest voor een specifiek thema. Deze vakken worden gegeven door een docenten-duo, die gezamenlijk bepalen hoe ze dit vak vormgeven.

Deze specialisatiedagen zijn op de donderdag, dus heb je een heel simpel kader waardoor het makkelijker word om bijvoorbeeld excursies te plannen. Alleen deeltijd heeft een halve dag aan specialisatievakken, daar moeten we nog wat op verzinnen.

Een voorbeeld hiervan is Records of Reality. Dit vak, gegeven door Henning Waldhauer en May Heek, gaat over beeld en werkelijkheid. Wat is jouw werkelijkheid? En hoe werkt die samen met de verbeelding van jouw werkelijkheid?

Of neem het vak kunst, techniek, en de wetenschap, gegeven door Otto Nijs en Frank Kolkman, waar echt op een andere manier wordt gewerkt dan voor kort mogelijk was. Hier werken studenten vanaf de start met materialen als LEDjes, sensoren en een arduino. Dit slaat niet alleen aan bij de studenten, maar ook bij de Product-designafdeling die graag komen kijken in de werkplaatsen van DBKV, om te kijken waar die DBKV’ers nu weer mee bezig zijn. Zo zijn de studenten bezig met de vraag wie wij zijn in een technologische wereld, en tegelijkertijd bezig met een vertaling daarvan in nieuwe manieren van lesgeven.

Een aantal jongens hadden een project in een AZC waar ze een robotrace organiseerden. Kinderen in het AZC bouwden onder begeleiding van de eerstejaars een soort autorobot. De opdracht? Wie kan de snelste auto maken! Door de techniek en het wedstrijdelement werden ook de vaders van de kinderen van het AZC enthousiast. Het sociale aspect en het mannenaspect komt omhoog, en dat is een enorm mooie bijvangst, dat je dat DBKV uit het vrouwelijke domein kan halen en een beweging kan maken met zo’n project.

Maar goed, niet iedereen wil specifiek de richting kunst en techniek op, dus op deze manier kunnen we mooi uitzoeken wie daar wel en niet interesse in heeft. Studenten hebben nu de mogelijkheid om de diepte in te gaan in uiteenlopende vakgebieden.

JS : Maakt het jouw baan ook makkelijker?
AK :Daar ben ik nog niet helemaal over uit. Het eerste jaar is extra pittig, want alles is nieuw en moet geregeld worden. Er ontstaan veel momenten waar het schuurt, en je komt nieuwe knelpunten tegen. We zijn ook het toets beleid aan het bewerken, wat de moeilijke vraag: “wat wil je toetsen” oproept. Wat beoog je met je toetsen? Waarom toetsen we? En waarom zijn beoordelingen er überhaupt? 

Het hele idee van toetsen als “afrekenen”, daar willen we van af. We hopen dat de toets ook in dienst staat van het eigenaarschap en persoonlijke ontwikkeling. Zo ontstaat de discussie of er cijfers nodig zijn bij die toetsen, dat is een moeilijke maar wel een energie gevende discussie die wij nu moeten gaan voeren.

JS: Waar ben je nu het meest enthousiast over?
AK: Ik ben heel content met de richting die we hebben genomen. Hetgeen waar ik het meest enthousiast over ben is wel het interfacultaire programma in jaar 2, omdat dat zo anders is dan voorheen, en omdat deze ook enorm belangrijk was om alles door te laten gaan.

De afspraken van het interdisciplinair programma van het vorige curriculum stonden enorm in de weg bij het maken van het nieuwe rooster. We kwamen niet tot een compromis, deze moest gewoon omver. Dan moet je opeens communiceren met Theater en Dans, in de trant van: wij van DBKV willen graag iets, dan moet je met goeie argumenten komen waarom dat nou zo nodig moet.

De andere opleidingen stonden daar niet per se om te juichen. Met name omdat we rond de december mee kwamen, wat vrij kort dag was omdat we per 1 september het nieuwe curriculum wilden starten. Maar uiteindelijk hebben we elkaar vanuit de inhoud gevonden, en hebben we opnieuw nagedacht op welke manier we interdisciplinair willen samenwerken. Die manier van werken bleek vervolgens precies te passen in de weken die ik zo graag wilde. Dat was het kantelpunt. Toen dat lukte lag de weg open.

Vervolgens lag er natuurlijk de taak om van al deze plannen een werkende praktijk te maken. Gelukkig waren alle docenten in ons team enthousiast en pakte dit enorm goed uit.

JS : Dat klinkt als een succesverhaal.
AK :Nou ja, ik denk niet dat we er al zijn, maar ik denk dat we een goeie keuze hebben gemaakt in het denken over het programma en het bouwen van een nieuwe structuur. We hadden een vormverandering nodig om een inhoudsverandering tastbaar te maken.

JS: Wat moeten de studenten nog weten over Allard Koers?
AK: Dat is een goede vraag. Het is misschien gek dat ik zo veel op de achtergrond aanwezig ben, ik kan me voorstellen dat studenten geen idee hebben wat ik in dat hok doe. Ik pop af en toe op bij een schouw of een project, en dan ben ik ook een klein stukje bij een presentatie. Ik vind het interessant om te weten wat de studenten doen en ik volg hen in grote lijnen, maar het ontbreekt mij de tijd om daar echt in mee te gaan. Ik vind het leuk om dingen in gang te zetten, zaken te initiëren voor de opleiding. Dus wat studenten moeten weten is dat ze altijd bij me mogen aankloppen als zij goeie ideeën hebben.